Menú
Los condicionales mixtos en holandés pueden presentar un desafío interesante para los estudiantes de este idioma, ya que combinan tiempos verbales diferentes para expresar situaciones hipotéticas que tienen una relación específica con el presente y el pasado. Comprender y practicar estas estructuras gramaticales es fundamental para alcanzar un nivel avanzado de competencia en holandés, ya que permiten una comunicación más precisa y matizada. A través de ejemplos y ejercicios, podrás familiarizarte con las reglas y usos de los condicionales mixtos, mejorando tanto tu comprensión escrita como tu capacidad de expresión oral. En esta página, te proporcionaremos una variedad de ejemplos prácticos y ejercicios diseñados para ayudarte a dominar los condicionales mixtos en holandés. Cada sección está estructurada para facilitar tu aprendizaje, comenzando con explicaciones claras y concisas de las reglas gramaticales, seguidas de ejemplos ilustrativos. Posteriormente, podrás poner en práctica lo aprendido mediante ejercicios interactivos que te permitirán reforzar tus conocimientos y corregir posibles errores. ¡Prepárate para desafiarte a ti mismo y llevar tu dominio del holandés al siguiente nivel!
1. Als ik meer tijd had gehad, *zou* ik mijn huiswerk hebben gemaakt (verbo auxiliar).
2. Als hij dat eerder had geweten, *zou* hij het anders hebben gedaan (verbo auxiliar).
3. Als zij niet ziek was geweest, *zou* ze naar het feest zijn gegaan (verbo auxiliar).
4. Als wij harder hadden gestudeerd, *zouden* we voor het examen zijn geslaagd (verbo auxiliar en plural).
5. Als het niet had geregend, *zou* de picknick door zijn gegaan (verbo auxiliar).
6. Als ik meer geld had gehad, *zou* ik een nieuwe auto hebben gekocht (verbo auxiliar).
7. Als zij de waarheid had verteld, *zou* ik haar hebben vertrouwd (verbo auxiliar).
8. Als wij de trein niet hadden gemist, *zouden* we op tijd zijn aangekomen (verbo auxiliar en plural).
9. Als hij harder had gewerkt, *zou* hij een promotie hebben gekregen (verbo auxiliar).
10. Als het minder koud was geweest, *zouden* we buiten hebben gewandeld (verbo auxiliar en plural).
1. Als hij meer tijd had gehad, *zou* hij het werk hebben afgemaakt (verbo auxiliar condicional).
2. Als ik rijk was, *zou* ik een groot huis kopen (verbo auxiliar condicional).
3. Als ze had geweten dat je kwam, *zou* ze thuis zijn gebleven (verbo auxiliar condicional).
4. Als hij beter had gestudeerd, *zou* hij voor het examen zijn geslaagd (verbo auxiliar condicional).
5. Als het niet had geregend, *zouden* we naar het strand zijn gegaan (verbo auxiliar condicional plural).
6. Als jij meer oefende, *zou* je beter piano spelen (verbo auxiliar condicional).
7. Als ze het eerder had gehoord, *zou* ze gekomen zijn (verbo auxiliar condicional).
8. Als ik jou was, *zou* ik de baan accepteren (verbo auxiliar condicional).
9. Als hij het geld had gehad, *zou* hij de auto hebben gekocht (verbo auxiliar condicional).
10. Als we meer tijd hadden gehad, *zouden* we langer zijn gebleven (verbo auxiliar condicional plural).
1. Als ik rijk *was*, zou ik een groot huis kopen (verbo ser/estar en pasado).
2. Als hij meer had gestudeerd, *zou* hij geslaagd zijn (verbo auxiliar en condicional).
3. Als het gisteren niet had geregend, *zouden* we naar het strand zijn gegaan (verbo auxiliar en condicional).
4. Als ik jou *had* gezien, zou ik hallo hebben gezegd (verbo tener en pasado).
5. Als zij vroeger harder hadden gewerkt, *zouden* ze nu succesvol zijn (verbo auxiliar en condicional).
6. Als ik vandaag vrij *was*, zou ik naar de stad gaan (verbo ser/estar en pasado).
7. Als hij de loterij *won*, zou hij een wereldreis maken (verbo ganar en pasado).
8. Als zij niet ziek *was* geweest, zou ze naar het feest zijn gegaan (verbo ser/estar en pasado).
9. Als wij meer tijd *hadden*, zouden we langer blijven (verbo tener en pasado).
10. Als hij de waarheid had gezegd, *zou* ik hem hebben geloofd (verbo auxiliar en condicional).
