Menu
Mastering superlative adjectives is a crucial step in advancing your Dutch language skills. Superlative adjectives allow you to express the highest degree of a quality, making your descriptions more precise and expressive. In Dutch, forming superlatives typically involves adding "-st" to the adjective and sometimes altering the base form slightly to accommodate pronunciation rules. For example, "groot" (big) becomes "grootst" (biggest), and "mooi" (beautiful) becomes "mooist" (most beautiful). Understanding the nuances of these transformations is essential for effective communication and comprehension. This page offers a comprehensive guide to the rules governing superlative adjectives in Dutch, along with a series of practice exercises to reinforce your learning. You'll find clear explanations and examples to help you grasp the concept, followed by interactive exercises designed to test your understanding and application of superlatives in various contexts. Whether you're a beginner looking to solidify your foundational knowledge or an advanced learner aiming to perfect your language skills, these exercises will provide valuable practice and insights into the intricacies of Dutch superlative adjectives. Dive in and start mastering this essential aspect of Dutch grammar today!
1. De Mount Everest is *de hoogste* berg ter wereld (the highest).
2. Zij is *de slimste* student in de klas (the smartest).
3. Dit is *het oudste* gebouw in de stad (the oldest).
4. Hij heeft *de snelste* auto van de buurt (the fastest).
5. Dit is *het kleinste* huis in de straat (the smallest).
6. Zij heeft *de mooiste* tuin van iedereen (the most beautiful).
7. Dit is *het zwaarste* boek dat ik ooit heb gelezen (the heaviest).
8. Hij is *de rijkste* persoon in het dorp (the richest).
9. Zij draagt *de duurste* kleding van allemaal (the most expensive).
10. Dit is *het warmste* weer dat we ooit hebben gehad (the warmest).
1. Dit is de *hoogste* berg in Nederland (superlative of 'hoog').
2. Zij heeft de *mooiste* bloemen in de tuin (superlative of 'mooi').
3. Dit is de *langste* rivier in het land (superlative of 'lang').
4. Hij is de *snelste* loper van de klas (superlative of 'snel').
5. De zomer is de *warmste* tijd van het jaar (superlative of 'warm').
6. Zij is de *slimste* leerling in de groep (superlative of 'slim').
7. De Eiffeltoren is de *bekendste* toren in Parijs (superlative of 'bekend').
8. Dit is het *oudste* gebouw in de stad (superlative of 'oud').
9. Het water in de zee is het *zoutste* (superlative of 'zout').
10. Dit is het *leukste* feestje ooit (superlative of 'leuk').
1. Hij is de *grootste* van de klas (the tallest).
2. Dit is de *mooiste* bloem in de tuin (the most beautiful).
3. Zij is de *snelste* loper van het team (the fastest).
4. De *oudste* boom in het park is meer dan honderd jaar oud (the oldest).
5. Dit is het *goedkoopste* restaurant in de stad (the cheapest).
6. Hij heeft de *duurste* auto van allemaal (the most expensive).
7. Deze berg is de *hoogste* in het land (the highest).
8. Zij is de *vriendelijkste* persoon die ik ken (the friendliest).
9. Dit is de *leukste* film die ik ooit heb gezien (the most fun).
10. Dit is de *kleinste* hond die ik ooit heb gezien (the smallest).
